Vliegtuigjes

LEERKRACHT: Dat je dingen opschrijft, waarom jouw vliegtuig of jullie vliegtuigen heel ver gaan komen. Waar heb je aan gedacht? Heb je de neus spitser gemaakt? Heb je de vleugels breder gemaakt? Heb je meer draagkracht? Je gaat je vliegtuig beschrijven en waarom je denkt dat ie heel ver gaat komen. Natuurlijk moet je ook de derde en de vierdejaars in je groepje vragen om een aandeel te leveren.

LEERLING: En de vlieger zit zo hoog dat hij op de maan kwam.
LEERLING (…)
LEERLING: Maartje, kijk eens naar dit vliegtuig (pakt een vliegtuig) en naar dit vliegtuig (pakt een tweede vliegtuig). Wat is er allemaal verbeterd?
LEERLING: Dit staat, die moest omhoog.
LEERLING: En dit, en dit en dit. (wijst aan op het vliegtuigje)
LEERLING: Stond ook omhoog!
LEERLING: Ik heb een spitsere neus.

LEERLING: Betere vliegtuig.
LEERLING: Betere vliegtuig ja…
LEERLING: Beter gemaakt.
LEERLING: Beter gemaakt.
LEERLING: En beter gekleurd!
LEERLING: Nou, eerst beter gemaakt.

LEERKRACHT: Ryan, kun jij aangeven wat jij, jij hebt tegen Marlou gezegd van nou van dit moeten we opschrijven over ons vliegtuig.
LEERLING: Eh, spitsere neus. Bredere vleugels. Ehm, kleinere romp.
LEERKRACHT: Kleinere romp, ja. Oké.
LEERLING: (…)
LEERKRACHT: Oké, nou ik ben benieuwd!

LEERLING: ik heb die vastgemaakt want ehm, de vorige keer toen ging ie de hele tijd open. En toen, toen hield de wind hem een beetje tegen. En, eh, de wind ging er doorheen en toen kwam ie niet zo ver.

LEERLING: (…) Jenna heeft de vleugels verbeterd. Ze heeft ze groter gemaakt. De neus is scherper. En de achterkant is verbeterd. De, en de romp is kleiner. Doordat de romp kleiner is denken we dat de wind hem niet tegenhoudt. We denken ook dat hij rechter gaat vliegen omdat we het hoogteroer, omdat het hoogteroer scherp staat.
LEERLING: (houdt tekening omhoog)
LEERKRACHT: Ohja, even laten zien, heel goed!